Ga naar de inhoud

Omvorming pakhuis tot fotomuseum op koers

Het Nederlands Fotomuseum kocht vorig jaar zomer met steun van de Stichting Droom en Daad het Rotterdamse rijksmonument Santos op Katendrecht om daar het nationale museum voor fotografie in te vestigen. Inmiddels is de restauratie van het bestaande pakhuis gereed en is het gebouw op het bestaande dak met twee lagen uitgebreid.

Die uitbreiding was nodig om straks ruimte te bieden aan het museumprogramma. Als alles volgens planning verloopt opent het Nederlands Fotomuseum (NFM) eind 2025 zijn deuren. Met trots presenteert de directie een tussenstand.

Samen met het NFM werkt het architectenteam WDJARCHITECTEN (Rotterdam) en Renner Hainke Wirth Zirn Architekten (Hamburg) aan de inpassing van een voor publiek zichtbaar collectiedepot, expositieruimten en overige functies van het museum.

Pakhuisarchitectuur begin 20e eeuw

Pakhuis Santos staat te boek als een prachtig voorbeeld van pakhuisarchitectuur uit het prille begin van de 20e eeuw toen de Rotterdamse haven volop in opbouw en ontwikkeling was. De rijk uitgewerkte gevels in combinatie met de voor die tijd technologisch vooruitstrevende draagstructuur, de heldere hoofdvorm met functionele plattegronden en het eerlijke en kale gebruik van materialen zijn bovendien nog grotendeels gaaf aanwezig in het huidige gebouw.

Van design-warenhuis naar Nederlands Fotomuseum

In opdracht van het Duitse stilwerk heeft het architectenteam het al jaren leegstaande pakhuis in eerste instantie getransformeerd tot de eerste vestiging van het design-warenhuis in Nederland. stilwerk is niet alleen specialist in hoogwaardige interieurzaken voor consumenten én bedrijven, maar ook centrum en aanjager voor de creatieve industrie. Zomer 2023 kocht het NFM Pakhuis Santos. Voor het nationale museum van fotografie ging daarmee een langgekoesterde wens in vervulling: een eigen gebouw.

Havens en één pakhuis op Katendrecht

De grote havenbekkens van Maas- en Rijnhaven stonden aan de wieg van de groei van Rotterdam tot wereldhaven. Katendrecht ligt midden tussen deze havens en is daarom nauw verbonden met de groei van de oprukkende havenstad.

Hier ligt Pakhuis Santos, van de architecten Kanters en Stok uit 1902. Van wat een doorgaande strook bebouwing moest worden op één van de vier geplande bouwstroken op de Pols van Katendrecht werd Santos destijds als eerste pakhuis opgetrokken. De naastliggende pakhuizen zijn echter nooit gebouwd.

Met aan de noord- en zuidzijde een rijke gevelarchitectuur, klassiek gecomponeerd met plint-middendeel-attiek cf. de Beaux Arts-canon, en kale, volledig gesloten ‘wachtende’ zijgevels. Ook in de nieuwe stedenbouwkundige opzet van Katendrecht is Santos een vrijstaand volume.

Transformatie

In het ontwerp voor transformatie van het monument is gekozen voor een afleesbaarheid tussen de geschiedenis en de nieuwe ingrepen. De aanpak van het bestaande gebouw is gebaseerd op maximaal behoud met, waar nodig, bouwtechnisch herstel van nog aanwezige monumentale onderdelen uit de eerste bouwfase van 1902, zowel binnen als buiten.

Het pakhuis is op het bestaande dak met twee lagen uitgebreid, vormgegeven als een nieuw en zelfstandig volume, een sculpturale kroon die boven het gebouw lijkt te zweven. Monument en nieuwbouw zijn in het hart van het gebouw ruimtelijk en functioneel verbonden met een nieuwe centrale vide van begane grond tot en met de bovenste verdieping, afgedekt met een glaskap. Deze ingreep maakt zowel het nieuwe gebruik met routing, daglicht en overzicht mogelijk als de ‘bouwkunst’ van het gebouw voor het eerst in één oogopslag helder afleesbaar.

Centrale vide

De transformatie-opgave bestond vooral uit de vraag hoe het gesloten en sombere gebouw voor iedereen ‘open’ en uitnodigend gemaakt kon worden. De nieuwe centrale vide brengt daglicht naar beneden en verbindt, met uitzondering het souterrain, alle vloeren visueel en ruimtelijk met elkaar.

Het verticale goederentransport buiten langs verandert met de ingreep in verticale routing binnen. Het donkere interieur wordt licht en de vide biedt ruimte voor een trappartij van begane grond tot en met de zevende etage, die samen met de liften de hoofdcirculatie tussen alle verdiepingen en functies vormt. Doordat de vloeropeningen en de trappen iets verspringen ontstaat een subtiel verschil tussen de etages, wat benadrukt dat sprake is van een ingreep in de oorspronkelijke structuur met haar strakke ritme.

De vide is gemaakt met behoud van de gietijzeren kolommen en ijzeren balken en door het wegnemen van de vloerbalken en het vloerbeschot in de middelste vier vloervelden. Dit behoudt het historische beeld van de vloervelden terwijl de aandacht pas rond de vide naar beneden en omhoog wordt geleid. De nieuwe trappen zijn passend bij het industriële karakter uitgevoerd in standaard staalprofielen. De balustraden in strip- en hoekstaal met vulling van rvs-netten zorgen voor maximale transparantie. Op de begane grond landt de trap op een houten podium.

Programma

Het programma voor het design-warenhuis bestond uit een mix aan functies waartussen zoveel mogelijk kruisbestuiving mogelijk zou zijn. Met de komst van het Nederlands Fotomuseum is het programma publieker geworden. De vrij toegankelijke doorwaadbare begane grond huisvest het entreegebied, café, museumwinkel, bibliotheek en een ‘vrijhaven’ waar activiteiten als openingen, manifestaties en debatten gaan plaatsvinden. In het souterrain worden onderwijsruimten en een doka toegevoegd.

Op de verdiepingen in het bestaande gebouw wordt de collectie bewaard in het (kijk-)depot en komen ook de zalen voor tentoonstellingen, waaronder de Eregalerij van de Nederlandse fotografie. Op de nieuwe zesde etage worden de kantoren voor de staf ingericht. Voor het restaurant op de zesde en de shortstay-appartementen op de zevende verdieping gaat het fotomuseum samenwerken met externe uitbaters.

Hennebique, trappenhuizen en baaskantoortje

Een aantal bijzondere monumentale onderdelen van het pakhuis blijft as-it-is bewaard als herinnering aan het oorspronkelijke gebruik. In 1902 is naast de begane grondvloer ook de scheiding tussen het extra beveiligde entrepot en het ´gewone´ pakhuis uitgevoerd in gewapend beton volgens het zogenoemde Hennebiquesysteem.

Van deze bijzondere constructie op de middenas van het gebouw op de begane grond en de eerste verdieping resten nog de omkledingen van de kolommen, een restant in de vide en één wanddeel. De originele trappenhuizen aan noord- en zuidgevel zijn gaaf bewaard gebleven. De indeling is nog intact en de houten trappen met betonnen overlopen, hardstenen wastafels, tegelwerk en pleisterwerk zijn nog grotendeels aanwezig.

Het oorspronkelijke baaskantoortje, de enige afgesloten ruimte in het pakhuis, is ook integraal behouden, ontdaan van latere toevoegingen, hersteld en aangevuld met enkele ontbrekende pui-delen, compleet met de sporen van de verschillende gebruikers uit de loop van de tijd.

Nieuwe dakopbouw

Van het originele uitgebreide daklandschap met lierhuizen, liftopbouw, sheddak met dakkapellen en uitgebreide naamsvermelding boven op de noordgevel richting Rijnhaven was enkel een kaal sheddak over. De kenmerkende contour in de voorgevels van lierhuizen met aan weerszijden opgemetselde lisenen was versimpeld tot een rechte balustrade. Daarnaast was er een nieuwe liftopbouw verschenen boven de westgevel in plaats van de kopgevel van het sheddak. Het nieuwe dakvolume is een toevoeging met een hedendaags karakter en brengt een nieuw daklandschap terug.

Het ruimtelijke volume wordt gecreëerd door de vouwen, de hoge punten bevinden zich precies in de verticale middenassen van de laadluiken en voormalige lierhuisjes. De twee zijgevels aan de oost- en westzijde zijn rustiger, vergelijkbaar met het oude gebouw.

Doordat de hoge punten van beide voorzijden gespiegeld van elkaar zijn creëert het een opvallend gevouwen dak, dat zijn eigen krachtige iconografie ontwikkelt en de vijfde gevel van het gebouw definieert. Dankzij de terugliggende 6e verdieping zweeft de nieuwe sculptuur letterlijk als een kroon boven het historische pakhuisgebouw. Tegelijkertijd wordt een omloop gecreëerd die een vrij uitzicht rondom biedt over Rotterdam en de Rijnhaven. De oude en nieuwe gebouwstructuren raken elkaar niet, maar benadrukken elkaar juist in hun contrast van massieve kracht versus transparante lichtheid. Alleen de zwevende interne trap, die van de daksculptuur naar het atrium leidt, zorgt voor een delicate aanraking, een ‘kus’ tussen oud en nieuw.

Gevel daksculptuur

De ‘huid’ van het dak is ontworpen als een semi-transparante, geperforeerde aluminium huid en definieert de contouren van het oude gebouw. Als een gevouwen huid accentueert het de aanzichten van boven, zij- en onderkant van de daksculptuur. De verticale oriëntatie van de driehoekige perforaties is een interpretatie van de dominante ontwerpstijl van het oude gebouw. De afwisseling in de dichtheid van de perforaties en driehoekige elementen creëren een ruimtelijke diepte in het langeafstandseffect.

Duurzaamheid, gevels en comfort

Karakteristiek voor de vijf standaardverdiepingen in het bestaande gebouw zijn de uitgestrekte kale vloeroppervlakken met een houten balken/vloerdelen plafond, oorspronkelijk nagenoeg zonder installaties. Om de pure en rauwe uitstraling van de bestaande gevels ook in het interieur te behouden is besloten de dichte delen van gevels niet na te isoleren. Tegelijk worden hiermee geen vochtrisico’s geïntroduceerd ter plaatse van de oplegging van stalen en houten balken in de buitenwanden. De gevelopeningen, oorspronkelijk afgesloten met alleen laaddeuren en luiken, zijn voorzien van houten achterzetkozijnen met isolerende beglazing.

De naar binnen draaiende laaddeuren zijn daarbij iets naar binnen geplaatst zodat ze in het interieurbeeld behouden worden en desgewenst – door ze te sluiten – de tentoonstellingsruimten deels verduisterd kunnen worden. De naar buiten draaiende luiken zijn daar waar ze nog aanwezig waren behouden en in een open stand gefixeerd. De dynamiek en bedrijvigheid die het laden en lossen ooit kenmerkte blijft hiermee zichtbaar in het gevelbeeld.

De eerste tot en met vierde verdieping hebben een vrije hoogte onder de houten balken van krap drie meter. Om het ruwe beeld van de stalen constructie en bovenliggende houten balken te behouden zijn kanalen van de luchtbehandeling, kabelgoten met elektra/data, verlichtingsrails en de leidingen van de watermist installatie zoveel mogelijk tussen de oorspronkelijke houten balken opgenomen. De nieuwe dekvloeren genieten vloerverwarming die is aangesloten op de stadsverwarming. Het gebouw is volledig gasvrij. De nieuwbouw biedt met zijn oversteek en geperforeerde schil een uitstekende passieve zonwering.

Het rijksmonument Pakhuis Santos is met zijn uitstraling een blijvende herinnering aan het havenverleden van Katendrecht en zal als Nederlands Fotomuseum een baken vormen op Katendrecht.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.